Home » rechtspraak

Tagrechtspraak

Kantonrechter kraakt de shortstay-constructie tussen huisvester en uitzendbureau

6 augustus 2025 – Op 22 juli 2025 heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huisvester (eiser) en een arbeidsmigrant (gedaagde) over de ontruiming van een recreatiewoning. De man was via een uitzendbureau naar Nederland gekomen om te werken en had gelijktijdig met zijn uitzendovereenkomst ook een huurovereenkomst gesloten met de huisvester. Nadat de arbeidsovereenkomst op 12 mei 2025 was beëindigd, vorderde de huisvester dat de gedaagde het gehuurde zou verlaten. De gedaagde weigerde dat en beriep zich op huurbescherming.

De huisvester stelde dat de huur “naar zijn aard van korte duur” was en dat de huurovereenkomst automatisch eindigde bij het beëindigen van het dienstverband. Daarnaast voerde de huisvester aan dat de gedaagde zich niet als goed huurder had gedragen, onder andere vanwege agressief gedrag tegen de leefbaarheidsfunctionaris en het veroorzaken van overlast. De kantonrechter oordeelde echter dat in deze kortgedingprocedure onvoldoende aanknopingspunten aanwezig zijn om vast te stellen dat sprake is van een huurovereenkomst die “naar haar aard van korte duur” is in de zin van artikel 7:232 lid 2 BW.

De rechter stelde vast dat de huurovereenkomst weliswaar formeel losstaat van de arbeidsovereenkomst, maar feitelijk volledig gekoppeld is aan de werkrelatie met het uitzendbureau. Zo wordt de huur door het uitzendbureau op het loon ingehouden, worden huisregels en inspecties uitgevoerd door medewerkers van het uitzendbureau, en is het beheer van de woonlocatie eveneens in handen van de werkgever. Ook werd de huisvester tijdens de zitting vertegenwoordigd door medewerkers van het uitzendbureau. Deze verwevenheid tussen werkgever en huisvester acht de rechter problematisch en in strijd met het doel van de Wet goed verhuurderschap, die juist beoogt om de afhankelijkheid van arbeidsmigranten ten opzichte van hun werkgever te verminderen.

Hoewel de woning zich op een recreatieterrein bevindt en naar aard mogelijk slechts geschikt is voor tijdelijke bewoning, leidt dit niet zonder meer tot de conclusie dat sprake is van een huurovereenkomst van korte duur. Daarbij weegt mee dat de gedaagde in een periode van een half jaar slechts op twee verschillende Jumbo locaties heeft gewerkt, terwijl hij op vier verschillende woonlocaties is gehuisvest. Dit wijst eerder op een systeem van flexibele huisvesting dan op bewuste tijdelijke huur. Dat de huurovereenkomst expliciet bepaalt dat deze eindigt één dag vóór het einde van de arbeidsovereenkomst, onderstreept volgens de rechter juist de afhankelijkheid van het werk.

Ook de door de huisvester gestelde tekortkomingen in het huurdersgedrag zijn door de kantonrechter onvoldoende onderbouwd geacht. De overgelegde foto’s tonen geen onacceptabele rommel aan en de gedaagde heeft een plausibele verklaring gegeven voor de situatie in de gedeelde ruimte. De door de huisvester gestelde schendingen van huisregels leveren daarom geen voldoende grond op voor beëindiging van de huurovereenkomst. Bovendien heeft de gedaagde, na beëindiging van zijn dienstverband, de huisvester verzocht om hem een bankrekeningnummer te verstrekken om de huur zelfstandig te kunnen voldoen. De huisvester heeft dit geweigerd, hetgeen de kantonrechter als strijdig met goed verhuurderschap kwalificeert.

Ten aanzien van de fysieke geschiktheid van de woning stelt de kantonrechter vast dat het chalet waarin de gedaagde verbleef slechts 38 m² groot is, terwijl de cao voor uitzendkrachten en de SNF-normen minimaal 40 m² en 10 m² per persoon vereisen. Ook het feit dat de gedaagde zijn kast moest delen of zelfs geheel ontbeerde, is door de huisvester niet betwist en vormt een indicatie dat de huisvesting niet aan de geldende normen voldoet. Dit is in strijd met de norm waarvan de huisvester zegt dat zij voldoet. De rechter acht het begrijpelijk dat vier personen op zo’n beperkte ruimte hinder van elkaar kunnen ondervinden, maar acht onvoldoende onderbouwd dat de gedaagde onacceptabele overlast heeft veroorzaakt.

De kantonrechter komt tot het oordeel dat de vorderingen van de huisvester tot ontruiming (uithuiszetting van de arbeidsmigrant) en de schadevergoeding moeten worden afgewezen. Er is onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een huurovereenkomst “naar haar aard van korte duur”, noch dat de gedaagde zodanig is tekortgeschoten in zijn verplichtingen als huurder dat beëindiging van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De gedaagde arbeidsmigrant mag in het chalet blijven en de huisvester wordt veroordeeld in de proceskosten.

Lees hier de volledige uitspraak

×