Home » ‘Het duurt even voordat mensen zich écht realiseren dat ze dakloos zijn. Maar opeens komt die klap, en dan de schaamte’
Informatief

‘Het duurt even voordat mensen zich écht realiseren dat ze dakloos zijn. Maar opeens komt die klap, en dan de schaamte’

LINDA, 8 oktober 2024 – Rotterdam verandert. De stad ziet er mooier uit, maar de armoede groeit. Wie zijn de mensen die de Erasmusbrug op en af lopen tussen Noord en Zuid? Wat dromen ze? Wat maakt hen verdrietig? Waar zien ze zichzelf wonen over een jaar? En over tien jaar?

Michelle van Tongerloo (40) is huisarts in Rotterdam-Zuid. Daarnaast werkt ze als straatarts in de Pauluskerk, een diaconaal centrum in de binnenstad. Ze biedt daar zorg aan dak- en thuislozen, verslaafden en mensen zonder geldige verblijfspapieren. Voor LINDA. schrijft ze samen met haar collega’s over al het onrecht dat ze tegenkomt – én wat ze doen om dit te bestrijden.

Dariusz

Moe, maar met een lach introduceert Dariusz zichzelf beleefd, als ik hem op straat aanspreek. Hij spreekt mondjesmaat Engels, en zijn Nederlands bestaat uit een combinatie van een glimlach, ‘Goedemorgen’ en ‘Dank wel’. Om te ontdekken wie Dariusz is, heb je naast Google Translate veel geduld nodig. Want later, als hij bijna dood voor me ligt, lacht de immer vriendelijke man nog steeds.

Ongeveer zes jaar geleden kwam Dariusz naar Nederland. Zijn gezin was arm en hij moest allerlei creatieve manieren vinden om zijn zusjes eten te geven: al op tienjarige leeftijd startte hij in Polen met werken. Op zijn zeventiende vond hij werk in Nederland, maar hij ging terug naar Polen om te trouwen. Toen zijn huwelijk strandde, besloot hij weer naar Nederland te gaan om werk te vinden, waarmee hij zijn kinderen beter kon ondersteunen. 

Hij vond een baan op een scheepswerf, tot de pandemie kwam. Hij hoopte snel weer werk te vinden, maar door de pandemie lukte dat niet. Zoals zoveel migranten verloor hij naast zijn baan ook direct zijn zorgverzekering en zijn huis, want dit is gekoppeld. Hij wist niet wat hem overkwam. 

Dakloos

Eenmaal dakloos sliep Dariusz in parken. Hij probeerde er netjes uit te blijven zien door zich te scheren en te wassen in de wc van de McDonalds. Totdat de werknemers hem herkenden en eruit gooiden. Hopeloosheid, dat was het gevoel dat hem op straat overviel. “Toen ik me na een paar weken écht realiseerde dat ik dakloos was geworden, voelde ik me nutteloos. Ik verloor respect voor mezelf.”

Het duurt even voordat mensen zich écht realiseren dat ze dakloos zijn. Ze blijven zoeken naar werk en zichzelf verzorgen in het geloof dat het uiteindelijk goed komt. In die periode kan je iemand het meest effectief helpen, want ze hebben zichzelf niet opgegeven. Maar opeens komt die klap ik het gezicht: ik ben dakloos, ik kom er niet meer uit, ik ben waardeloos. En dan volgt de schaamte. Mensen geven op en hebben de kracht niet meer die nodig is om zich eruit te vechten. Dariusz durfde niemand om hulp durfde te vragen. “Ik weet dat mijn moeder me had geholpen, maar ik wilde niet dat zij zich zorgen zou maken. Het is voor mensen niet voor te stellen hoe makkelijk je dakloos kan raken als buitenlander.”

We hebben ongeveer 800.000 arbeidsmigranten in Nederland: de afgelopen jaren is het aantal verviervoudigd. Net als Dariusz komen de meeste mensen uit Oost-Europa en verrichten ze slecht betaalde arbeid in de vleesindustrie, bouw of in distributiecentra. Terwijl zij bezig zijn ons brood op tafel te zetten, worden ze, ogenschijnlijk onbeschermd door wetgeving, door werkgevers en uitzendbureaus vaker als wegwerpproducten beschouwd. Ze werken op uitzendbasis vaak met nul-urencontracten en krijgen soms onder het minimumloon betaald. Verliezen ze hun baan, dan verliezen ze hun slaapplek en er is dan vaak niemand die ze helpt. 

Arbeidsmigranten

Geen wonder dat we hun aandeel op straat zorgwekkend hebben zien toenemen: in een telling vorig jaar werden meer dan 200 dakloze mensen in Rotterdam geteld. Het overgrote gedeelte van deze mensen is arbeidsmigrant.

Ik vertel Dariusz dat ik hem ga proberen te helpen van de straat af te komen. Hij wordt emotioneel en vertelt dan hoeveel hij zijn dochter mist. “Ik heb haar al jaren niet meer gezien.” Snel veegt hij zijn tranen weg en verontschuldigt zich voor zijn ‘emotionele gedrag’. “Haar moeder heeft haar naam veranderd en ik weet niet meer waar ze is.” Daarna blijft hij stil. Ik zie zijn pijn en gebroken hart. Ik vertel hem dat het goed is. Hij mag huilen bij mij, hij mag zijn wie hij is bij mij – ik ben hier om naar hem te luisteren. En zo gaan maanden voorbij, waarin ik hem dieper zie vallen: op straat start hij met drinken en zijn lever gaat protesteren.

Als hij grauw, met wonden en spontane bloeduitstortingen voor me zit, sleep ik hem naar het ziekenhuis. Er wordt bloed afgenomen en we krijgen te horen dat zijn lever het aan het opgeven is. En daarna moeten we het ziekenhuis weer uit.

Weigering op zorg

Ziekenhuizen houden niet van mensen zoals Dariusz, die dakloos en dus automatisch onverzekerd zijn. Hoewel de financiële risico’s door het Ministerie van VWS zijn weggehaald door een regeling die de kosten voor zorg voor onverzekerden 100 procent dekt, worden in praktijk veel dakloze mensen bij zorginstellingen geweigerd. Er is onbekendheid met de regeling en daarnaast is hij complex in gebruik. 

Dus ligt Dariusz weer op straat, met een lever die het opgeeft. In Rotterdam zijn er voor EU-migranten op dat moment twaalf tijdelijke plekken gecreëerd waar mensen met ‘zicht op perspectief’ – terug naar werk of land van herkomst – twee tot drie weken kunnen blijven. Maar als je meer dan 200 dakloze mensen op straat telt, dan snap je dat deze bedden praktisch altijd vol liggen. Daarnaast maakt ‘de perspectief-eis’ dat juist de kwetsbaarste mensen op straat blijven, zoals Dariusz. Want als je heel ziek bent, dan zie je geen perspectief. Dan heb je geen hoop. Daarvoor moet je namelijk eerst een beetje genezen en daarvoor is een dak boven je hoofd nodig.

Verslaafd

Op straat gaat Dariusz alleen maar meer drinken. Hij kan niet meer zonder, omdat hij inmiddels verslaafd is en omdat het alle onrust om hem heen verdoofd, alsmede zijn buikpijn, die steeds extremer wordt. Naast zijn lever, begint ook zijn alvleesklier het te begeven. Binnen een week ziet hij geel en brengen we hem weer terug naar het ziekenhuis. Na drie dagen wordt hij ontslagen, nu naar die tijdelijke opvang voor migranten ‘met perspectief’. Dus start hij veel te snel met werken, want anders is hij weer dakloos. Maar het werk dat hij moet doen is fysiek zwaar. Zijn lichaam doet veel pijn en hij start weer met drinken.

Maar nu geeft zijn lichaam het op. Hij stort in elkaar en ligt een paar uur bewusteloos in de struiken tot iemand die haar hond uitlaat hem vindt en een ambulance belt. Ik word gebeld door het ziekenhuis om afscheid van hem te nemen. Als ik zijn kamer binnen loop, herken ik hem niet meer. Zijn huid is grijs als het weer die dag. Zijn ogen liggen diep verzonken. Verward als hij is, herkent hij me niet meer. Maar als ik tegen hem spreek, herkent hij mijn stem. Dus praat ik met hem, de hele avond, tot hij slaapt. Hij overleeft.

Eenmaal uit het ziekenhuis blijft zijn gezondheid wankel, gelukkig lukt het Michelle en mij om hem in een verpleeghuis te plaatsen. De medicatie die hij nodig heeft om te herstellen wordt in eerste instantie geweigerd, weer omdat hij onverzekerd is. Als Michelle het ziekenhuis belt voor uitleg, krijgt zij te horen dat hij ‘eerst maar moet werken’. Als ze aangeeft dat dit zijn doodvonnis betekent, gaat het ziekenhuis overstag: hij krijgt toch de behandeling die hij nodig heeft, eindelijk. 

Inmiddels is Dariusz al bijna een jaar nuchter. Hij werkt weer, huurt een appartement en gaat iedere week naar AA-bijeenkomsten. Voorzichtig durft hij weer te dromen. “Ik wil gewoon een normaal, vredig leven.” Hij is even stil, waarna hij me een glimlach geeft. Die voelt voor het eerst oprecht. 

“Ik was heel bang om alleen op straat dood te gaan”, zegt hij, “maar nu weet ik zeker dat ik mijn dochter weer ga vinden om te vertellen dat ik altijd van haar ben blijven houden.”

  • Michelle van Tongerloo (40) is huisarts in Rotterdam-Zuid. En straatarts in de Pauluskerk. Voor LINDA. schrijft ze, samen met haar collega’s, iedere maand over al het onrecht dat ze tegenkomt – én wat ze doen om dit te bestrijden.
Lees hier het originele bericht
×