Column door Ewa van Rooij – Niepokulczycka – Op 19 mei presenteerde het kabinet met veel aplomb het wetsvoorstel voor de hervorming van de flexibele arbeidsmarkt. Een “historische stap” voor werkzekerheid, zo klonk het. Maar voor wie goed kijkt – of simpelweg luistert naar de mensen die het aan den lijve ondervinden – is duidelijk: deze wet laat opnieuw een cruciale groep in de kou staan. Buitenlandse uitzendkrachten, goed voor 60% van de hele uitzendsector, krijgen wederom geen echte bescherming. FairWork prikte daar trefzeker doorheen: zonder hen mee te nemen in het fundament, blijft dit een wet voor de bühne.
De blinde vlek in de wet
Politieke framing is een kunst. En ja, het is winst dat er eindelijk gesproken wordt over het aanpakken van structurele onzekerheid voor flexwerkers. Maar wie het grootste, meest uitgebuite segment van die flexwerkers negeert, bouwt een huis op drijfzand. Arbeidsmigranten uit landen als Polen, Roemenië en Bulgarije houden hele sectoren overeind – in de logistiek, de vleesverwerking, de tuinbouw. Hun bijdrage is essentieel, maar hun positie is precair.
Het wetsvoorstel pakt enkele misstanden aan, maar laat het giftige hart van het systeem ongemoeid. FairWork benoemt dat haarscherp. Drie structurele pijnpunten blijven bestaan:
Het uitzendbeding – een juridisch foefje dat ervoor zorgt dat een contract van vandaag op morgen ontbonden kan worden. Geen opzegtermijn, geen vangnet. Gisteren nog op de werkvloer, vandaag op straat.
De koppeling van werk en huisvesting – een verdienmodel waarbij uitzendbureaus mensen huisvesten in panden waarvan zij zelf de verhuurder zijn. Wie zijn baan verliest, verliest direct zijn dak boven het hoofd. Zo wordt huisvesting een chantagemiddel.
Ontoegankelijke rechtsbescherming – veel arbeidsmigranten spreken de taal niet, hebben geen juridische kennis of geld voor een advocaat, en zijn afhankelijk van het bureau dat hen uitbuit. Procederen? Onhaalbaar.
Deze cocktail zorgt voor structurele rechteloosheid, en laat uitbuiting niet alleen toe – het maakt het winstgevend.
Wat moet er wél gebeuren?
FairWork komt met twee fundamentele voorstellen die de discussie terugbrengen naar de kern:
- Afschaffing van het uitzendbeding. Geen slappe compromissen meer, maar de bron van onzekerheid aanpakken. Alleen dan ontstaat er echte contractuele bescherming.
- Een wettelijke inkomensgarantie, zodat werknemers niet van het ene op het andere moment in financiële onzekerheid belanden. Dit biedt mensen ademruimte, en voorkomt afhankelijkheid van het bureau of malafide huisbaas.
Deze voorstellen zijn geen luxe, maar noodzaak. En ja, ze zijn politiek gevoelig – want ze raken het verdienmodel van veel uitzendconstructies. Maar dat is nu precies de reden waarom het moet. Anders blijven we draaien in cirkels van schijnzekerheid en papieren oplossingen.
Geen bescherming achteraf, maar vanaf dag één
De afsluiter van FairWork raakt de kern: “Structurele bescherming vanaf dag één.” Want het huidige systeem werkt pas na schade – pas als iemand uitgeknepen, dakloos of opgelicht is, komt hulp misschien in beeld. Maar dan is het kwaad al geschied.
Er is niets rechtvaardigs aan een systeem dat zijn meest kwetsbare mensen pas serieus neemt als ze omvallen. De realiteit is dat mensen bij aankomst in Nederland meteen een vorm van zekerheid nodig hebben. Niet pas na zes maanden, een rechtszaak of een uitzending bij Radar.
Conclusie: wie arbeidsmigranten negeert, kiest voor voortgezette uitbuiting
We kunnen blijven doen alsof kleine hervormingen genoeg zijn. Maar wie weigert het fundament van ongelijkheid aan te pakken – het uitzendbeding, de macht van huisvesting, de ontoegankelijkheid van recht – kiest er feitelijk voor om uitbuiting in stand te houden. Niet uit onwetendheid, maar uit politieke lafheid.
Dus laten we eerlijk zijn. Deze wet is geen “historische stap”. Het is een pas op de plaats. Of erger: een stap weg van de mensen die Nederland draaiende houden, maar keer op keer genegeerd worden.
Pozdrawiam Ewa