Column door Ewa van Rooij – Niepokulczycka – De nieuwe minister van Sociale Zaken heeft haar visitekaartje afgegeven: werkgevers mogen tóch huur blijven inhouden op het loon van arbeidsmigranten. Een kleine regel in een dikke stapel beleidsstukken, maar met een enorme morele nasleep. Want achter dit bureaucratisch gemak schuilt iets wat niet alleen verkeerd voelt, maar ook in strijd is met de wet.
De Wet goed verhuurderschap was juist bedoeld om de vicieuze cirkel van afhankelijkheid te doorbreken: werk en wonen moesten eindelijk gescheiden worden. Zodat wie zijn baan verliest, niet ook zijn bed kwijtraakt. Maar wat doet deze regering? Ze draait de klok terug. Onder het mom van “minder administratieve lasten” mag de werkgever blijven optreden als loonverantwoordelijke én tijdelijke huisbaas.
In gewone mensentaal: wie jou betaalt, bepaalt ook of je dak boven je hoofd blijft hangen. Dat heet geen efficiëntie — dat heet macht.
De ironie is schrijnend. Jaren van rapporten, commissies en publieke verontwaardiging leidden tot nieuwe regels, tot hoop dat er eindelijk iets zou veranderen. En nu, een kabinetsbesluit verder, is de oude praktijk weer keurig gelegitimeerd. Een minister die zegt de problemen te begrijpen, maar ondertussen de sleutel teruggeeft aan degene die hem nooit had moeten hebben.
Daar komt nog iets bij: volgens het huurrecht is deze koppeling van werk en huisvesting onwettig. Short-stayconstructies die gemeenten toestaan, dienen in de praktijk vooral om de scheiding tussen wonen en werken te omzeilen. Gemeenten die zulke vergunningen afgeven, zijn medeverantwoordelijk voor het legaliseren van afhankelijkheid. Ze zetten beleid boven recht — en arbeidsmigranten betalen de prijs.
Het systeem werkt zoals het bedoeld is: soepel voor bedrijven, verstikkend voor mensen.
Want zolang arbeidsmigranten hun loon, hun bed en hun inschrijving te danken hebben aan dezelfde hand die hen in dienst heeft, zijn ze geen vrije werknemers — ze zijn huurders op proef, burgers op tijdelijke basis.
Door deze koppelconstructie schrijven maar weinig arbeidsmigranten zich in de BRP in, en zo blijven ze onzichtbaar voor instanties. Geen BRP-inschrijving betekent geen zorgverzekering, geen toeslagen, geen stem. Uitbuiting verdwijnt zo letterlijk uit beeld — wat niet geregistreerd is, lijkt niet te bestaan.
Het is wrang dat dezelfde overheid die misstanden benoemt, ze ondertussen opnieuw mogelijk maakt. Alsof bescherming van mensen pas telt als het geen geld kost.
Dit is geen incident, dit is structureel beleid dat afhankelijkheid produceert en beschermt.
Een samenleving die zich economisch efficiënt noemt, maar moreel failliet is.
Werkgevers klagen dat ze “geen personeel kunnen vinden”, maar bieden structureel geen zekerheid, geen zelfstandige woonruimte, geen perspectief. Ze kopen tijd met mensen, alsof hun levens verlengstukken zijn van de productielijn.
En dat terwijl iedereen juist gebaat zou zijn bij een goed geregelde woningmarkt voor arbeidsmigranten.
Meer stabiliteit betekent meer continuïteit in werk, minder verloop, minder mensen op straat.
Ook bedrijven profiteren van werknemers die niet voortdurend moeten verhuizen of in stress leven over hun huis.
Als Nederland zo omgaat met de mensen die onze economie draaiende houden, moeten we niet verbaasd zijn dat diezelfde economie blijft schreeuwen om ‘manpower’.
Nederland heeft zich afhankelijk gemaakt van tijdelijke mensen die permanent worden behandeld als wegwerpbaar.
Een economie die zo werkt, bouwt op drijfzand.
Het zou allemaal niet nodig zijn. Er is arbeid genoeg, er is wetgeving genoeg. Wat ontbreekt, is wil — om de mens te zien achter het systeem.
De vraag is niet of dit beleid werkt.
Het werkt al jaren — maar alleen voor de verkeerde kant van de tafel.
Pozdrawiam Ewa

