Column door Ewa van Rooij – Niepokulczycka – De Nederlandse landbouw draait als een zonnebloem naar de zon: altijd gericht op groei. Meer hectares, meer kilo’s, meer export. En om dat alles van de grond te krijgen, is er één ingrediënt dat essentieel is, maar waar men liever niet over praat: de arbeidsmigrant. Goedkoop, beschikbaar en – als het even kan – onzichtbaar.
Nu zijn er signalen dat het systeem kraakt. Werkgevers in de land- en tuinbouw trekken aan de bel: het is lastig om mensen te vinden. Poolse en Roemeense werkers haken af, of vertrekken naar landen waar werk en menswaardigheid beter samengaan. De generatie van ‘alles voor het geld’ raakt op. En wie blijft, begint vragen te stellen. Over loon, over woonruimte, over respect. Onwennige vragen voor een sector die vooral gewend is aan knikken en doorgaan.
Nederland is verslaafd aan goedkope arbeid, maar reageert als een verwend kind als de fles opraakt. In plaats van zelfreflectie volgt een vertrouwd reflex: wijzen. Naar Brussel, naar Polen, naar ‘de cultuur daar’. Alsof het een kwestie is van onwil, in plaats van falend beleid.
Tegelijk groeit de dakloosheid onder EU-arbeidsmigranten, vooral in steden als Rotterdam en Den Haag. Mensen die ooit zijn binnengehaald als flexibele krachten, raken hun werk kwijt – en daarmee hun bed. Zonder vangnet, zonder rechten. De arbeidsmigrant als wegwerpproduct: nuttig zolang hij rendeert, overbodig zodra hij struikelt.
En dan het hardnekkige frame: dat we dit allemaal nodig hebben ‘voor de economie’. Alsof er geen andere keus is dan deze eindeloze aanvoer van ongeschoolde krachten. Maar steeds vaker blijkt het omgekeerde waar: het systeem creëert banen die zonder arbeidsmigranten niet eens zouden bestaan. Niet omdat ze economisch onmisbaar zijn, maar omdat er aan hun aanwezigheid te verdienen valt. Een industrie die zichzelf in stand houdt, onder het mom van noodzaak.
Intussen klinkt in Den Haag steeds luider de roep om de instroom van arbeidsmigranten te beperken. Ministeries praten over ‘zelfredzaamheid’ in de sector. Robots kunnen veel werkzaamheden, niet alle, prima overnemen. Waarom investeren bedrijven, die zoveel goedkope handjes zeggen nodig te hebben, niet massaal in robotisering?
Inlenende bedrijven willen dus wel de arbeid, maar niet de arbeider. En al helemaal niet zijn stem, zijn rechten of zijn aanwezigheid in onze straat. Maar wie doet het werk straks nog, als we systematisch blijven uitstralen dat je hier welkom bent zolang je niet te veel vraagt? De negatieve beeldvorming werkt als een boemerang: hij komt terug, sneller dan we denken.
We vergeten dat arbeidsmigratie niet per definitie overlast is, maar ook een signaal: ons onvermogen om eerlijk werk fatsoenlijk te organiseren. Dan moeten we wel erkennen dat niet elke arbeidsmigrant een tandwiel in een productieketen is, maar een mens – met dromen, grenzen en behoeften.
Misschien moeten we eens stoppen met het praten over arbeidsmigranten en beginnen met luisteren naar hen. Dan zien we ook dat arbeid iets waard is – en de arbeider iemand is.
En vergeet ook dit niet: geen mens vertrekt zomaar uit eigen land. Niemand kiest vrijwillig voor een leven in de marge, tussen het plastic van een kas of het karton van een matrashok. Wie hier komt, zoekt iets beters – en belandt vaak van de regen in de drup.
Maar het is aan ons of die drup stopt bij één seizoen, of dat het een permanente regenbui wordt.
Pozdrawiam Ewa