Column door Ewa van Rooij – Niepokulczycka – Het kabinet wil bedrijven die arbeidsmigranten uitbuiten tijdelijk kunnen sluiten. Klinkt daadkrachtig, toch? Maar zonder stevige handhaving is het niet meer dan een mooi praatje voor de bühne. Iedereen weet dat uitbuiting vaak verscholen zit achter legale constructies. De ene na de andere schijnzelfstandige ploegt zich kapot in de kassen, de bouw of de logistiek, terwijl het uitzendbureau vrolijk de handen in onschuld wast. Wie gaat dat écht aanpakken?
Ondertussen klinkt er geroep om minder arbeidsmigranten. Alsof Nederland zonder hen kan. De sectoren waarin zij werken, zouden zonder deze mensen simpelweg instorten. Het contrast is schrijnend: aan de ene kant worden ze weggezet als overlast, aan de andere kant draaien complete bedrijfstakken op hun ruggen.
Neem Adam, een Poolse man van 38, die in Nederland belandde met de belofte van een goed salaris en nette huisvesting. De realiteit? Een gammel stapelbed in een vakantiehuisje met zes anderen, kosten bijna de helft van zijn loon. Elke ochtend om vijf uur in de bus naar een distributiecentrum, waar hij zonder pardon werd weggestuurd na een foutje bij het scannen. “U bent niet meer nodig.” Dat was het. Geen uitleg, geen vangnet. En Adam? Die kon kiezen: óf zijn laatste centen opmaken aan een treinticket naar huis, óf bij een ander uitzendbureau opnieuw beginnen – tegen slechtere voorwaarden.
Roemeense Elena kwam naar Nederland met een eenvoudig doel: geld verdienen om haar kinderen een beter leven te geven. In haar dorp in Roemenië viel weinig te halen – de lonen waren laag, de rekeningen hoog. Dus vertrok ze, net als duizenden anderen, naar een land waar altijd werk was.
Haar eerste baan vond ze via een uitzendbureau. “Schoonmaak in een hotel, 40 uur per week,” beloofden ze. Maar al snel bleek het werk een stuk zwaarder: kamers in recordtempo schoonmaken, bedden verslepen, badkamers boenen tot haar handen ruw en gebarsten waren van het schoonmaakmiddel. De werkdruk was moordend, de tijdsdruk nog erger. Klagen? Geen optie. “Er staan genoeg anderen klaar die jouw plek willen,” kreeg ze te horen.
Haar huisvesting? Een gedeelde kamer met een onbekende vrouw in een flat waar de wc’s op de gang waren. De huur werd rechtstreeks ingehouden van haar loon. En als er te weinig gasten in het hotel waren, kreeg ze minder uren – maar de huur bleef hetzelfde.
Toen Elena ziek werd, begon de echte ellende. Koorts, spierpijn, geen energie meer om die eindeloze gangen te dweilen. Ze belde haar leidinggevende. “Geen werk, geen geld,” was het antwoord. Twee dagen later stond ze op straat, geen inkomen, geen besparing, nergens om naartoe te gaan. De arbeidsbemiddelaar die haar naar Nederland haalde, nam de telefoon niet meer op.
Eindelijk is de Tweede Kamer het eens: er móet iets veranderen. Het is hoog tijd voor harde maatregelen en strikte handhaving. De verantwoordelijken voor deze onmenselijke situatie zijn malafide bedrijven die willens en wetens wegkijken, terwijl zij juist dit verdienmodel aanjagen en in stand houden.
En wie zijn de dupe? Niet de beleidsmakers. Die slapen in een warm bed, met een vast contract en een keurig pensioen in het vooruitzicht. Adam niet. Elena niet. Maar ach, Nederland heeft geen mensen nodig. Alleen cijfers.
Pozdrawiam Ewa